Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom

Paul De Vleeschouwer
 

een halve eeuw

tussen de boeken

 

Paul

De Vleeschouwer

Als je vandaag naar onze bib trekt, kies je je boeken en de computer registreert feilloos welk leesvoer je mee naar huis neemt. Het is één doe-het-zelfpakket geworden. Ooit was het anders. In een niet zo ver verleden ging je naar de boekerij. Een oud klaslokaal dat volgestouwd was met rekken vol boeken met een geur die je je jaren later nog herinnert. Aan een bureau moest je aanschuiven om je boeken te laten noteren in een register. Ambachtelijk in het kwadraat. Van een evolutie gesproken.
Iemand die heel die metamorfose heeft meegemaakt van op de eerste rij is Paul De Vleeschouwer. Meer dan vijftig jaar lang was hij actief in onze bibliotheek. Een woord dat in onze eenentwintigste eeuw misschien iets archaïsch over zich heeft. De bibliotheek is een bib geworden. Dat woord klinkt hip…
Paul leek me ongetwijfeld een Mens van bij Ons met een verhaal en ik kwam niet bedrogen uit!

Op een septemberse namiddag trok ik naar de Cederlaan. Op de tafel stonden koffie en koekjes en lag er een hele hoop papieren. Zoals het een goede onderwijzer betaamt, had hij wel degelijk zijn huiswerk gemaakt. We staken onmiddellijk van wal.

Paul bij zijn eerste communie

Paul bij zijn eerste comminie in 1945.

 

Roots
Paul is geboren op 11 februari 1939. Zijn vader was Gerard en zijn moeder was Adrienne Hofman. Paul was enig kind. Vader De Vleeschouwer was bediende bij Frans Rosseels, groothandelaar in kolen. Zijn moeder had het diploma van onderwijzeres maar is gestopt toen ze trouwde. Naderhand heeft ze nog een aantal interims gedaan en, bekent Paul, dat was financieel heel welkom want de pree die mijn vader verdiende was echt niet om over naar huis te schrijven. Paul zijn thuis was in de Veldekensstraat.

School
Paul begon zijn schoolcarrière, zoals zoveel Zelenaars, in de Bewaarschool achter de kerk. In de eerste kleuterklas zat hij bij de toen nog piepjonge Julia Geers, Antoinette Smit was zijn juf in de tweede klas en het laatste jaar zat hij bij Elvire Bogaert, die ook directrice was van de Bewaarschool. ’t Is eigenlijk raar maar in de klassen waar ik toen zat, is later de bibliotheek gekomen, zegt Paul.
Daarna stuurden zijn ouders hem naar ’t Kapellestraatje. Paul herinnert zich zijn leerkrachten maar al te goed: Petrus Van Kerckhove in het eerste, Hector Van Durpel in de tweede klas. Daarna zat hij twee jaar bij Oscar Kesteleyn die een graadsklas 3-4 had.

 

Paul bij zijn plechtige communie

Zijn plechtige communie in 1950

Paul in de derde kleuterklas

Derde kleuterklas 1944-1945. 37 jongetjes, gemengd onderwijs was in die tijd nog science fiction.
Eerste rij v.l.n.r.: Paul De Wilde, Arnold Permenetier, Guido Gysens, Etienne Buyssens, Hugo De Paepe, Frans De Taey, Maurits De Paepe, Eric Arens, Staf De Bruyne en Guido Van Lierde. Tweede rij: Jozef Van Cauteren, ???, Jean Klinck, Jozef Florijn, ?? De Leenheer, Raymond Coppens, Julien Goossens, ???, Gilbert Copejans, ?? Steeman. Derde rij: Juffrouw Elvire Bogaert, ?? De Beule, ?? Van Malderen, ?? Snoeck, Paul De Vleeschouwer, Etienne De Graeve, ?? Van Malderen, Marcel De Leenheer, Paul Bogaert, André De Meirschman en ?? Christiaens. Vierde rij: ???, Willy D'hossche, André Colman, Julien Maes, ?? Van Wichelen en Hendrik De Nil.

In het vijfde studiejaar kwam hij bij Leopold Jacobs terecht en hij sloot zijn lagere school af bij Theo Van Driessche. Ik was een vrij goede leerling, vertelt Paul, ik zat altijd bij de kop van de klas en in klas 3, 4 en 5 was ik iedere keer de tweede en pas in het zesde studiejaar liet ik iedereen achter mij. Op mijn twaalfde moest ik kiezen tussen Lokeren of Dendermonde. We hebben lang getwijfeld maar op een bepaald moment kregen we te horen dat er een broederschool zou opgericht worden in Zele.

 

Toen het nieuws officieel bekend werd gemaakt, was de keuze snel gemaakt. Ik werd als tweede leerling ingeschreven bij de Broeders. Drie jaar heeft hij op het Pius X-college gezeten en daarna trok hij naar de normaalschool Sint-Thomas in Brussel. Vier jaar lang was hij er intern, wat betekende dat hij maar om de veertien dagen naar huis kwam. Die normaalschooltijd vond ik erg fijn, vertelt Paul, mocht ik mogen herbeginnen, ik zou het terug doen. In 1958, op zijn negentiende, haalde hij het diploma van onderwijzer.

Het stichtingsjaar van het Pius X-college in 1951

Het stichtingsjaar van het Pius X-college in 1951-1952. 55 Knapen in één klas, il faut le faire!
Eerste rij v.l.n.r: Jozef Van Cauteren, Jules De Backer, Gilbert Zaman, Frans Van Hecke, Lieven Van Kerckhove, Joris Eeckhout, Frans De Taye, Alberic Schiettecat, Lambert Roels en Leon Roels. Tweede rij: Robert Rooms, Antoon Van De Vondel, Paul De Vleeschouwer, Hugo Moens, Julien Thiré, Willy Taey, Paul De Wilde, Jan Van Kerckhove, Edmond De Koning, Omer Pieters, Julien Smet, Victor Poppe, en Paul Verlent. Derde rij: Willy De Wilde, Cesar Michiels, Roger De Bruyne, André Vercauteren, Alfred Méchant, Petrus Nelis, Paul Nelis, Armand D'hooghe en Cesar Bosteels. Vierde rij: Marcel Permentier, Michel van Cauteren, André Kriek, Hugo De Roeck, Marc Van Onderbergen, André Heirman, Maurits De Paepe, Clement Van Wiele, Armand Van Kerckhove en Willy Troch. Vijfde rij: André Van Hecke, Willy Van den Hof, Jean-Pierre Inghels, Hendrik De Nil, Willy Van Geeteruyen, André Colman, Marcel Poppe, Theofiel Van Driessche, Gilbert Deprouw, André Oste, Gerard Beirens en Herman Van Acker.
In het midden van de tweede rij staat eerwaarde Broeder Directeur Marie-Gustaaf.

Paul als soldaat milicien  

Meester Paul
Hij kon onmiddellijk aan de slag in de gemeenteschool van Waasmunster. Twee jaar stond hij daar in de eerste klas en in augustus 1960 moest hij zijn legerdienst vervullen. Twaalf maanden was dat in die tijd, zegt Paul. Ik kreeg 3 maand opleiding in Leopoldsburg bij de pantsertroepen en daarna vloog ik naar de kazerne van Arolsen in Duitsland. Arolsen, Arnsberg en Kassel waren de drie kazernes die het dichtst bij het IJzeren Gordijn lagen, gaat Paul verder.

Een erg toffe tijd vond ik dat niet, bekent Paul, soldaatje spelen was niet echt mijn dada maar gelukkig kreeg ik de laatste vijf maanden een andere job. In iedere kazerne was er een lagere school voor kinderen van de beroepsmilitairen. Zulke schooltjes hadden meestal maar één onderwijzer en om het werk van die man wat te verlichten zochten ze een milicien-onderwijzer om bij te springen. Begin februari kwam ik in dat schooltje en kreeg ik 21 kinderen van klas 1, 2 en 3 onder mijn hoede. Mijn voorganger had er niet veel van gebakken en ik heb serieus hard moeten werken om mijn kinderen op niveau te krijgen aan het einde van het schooljaar. Maar het grote voordeel aan mijn job als onderwijzer was dat ik geen soldaatje hoefde te spelen, dat ik in burger mocht rondlopen én dat ik iedere avond nachtpermissie had.

Paul als milicien.

Eind juli 1961 zwaaide ik af en kon ik aan de slag in de gemeenteschool. Raar maar waar, zegt Paul, ik ben benoemd in de gemeenteschool toen ik mijn legerdienst deed. In augustus 1960 heeft de gemeenteraad me onmiddellijk vast benoemd ook al moest ik een jaar vervangen worden.

Ik heb vijf jaar in het eerste gestaan, daarna heb ik 15 jaar de tweede klas gehad om dan op te schuiven naar klas 4. Dat heb ik 10 jaar gedaan en mijn laatste twee jaren werkte ik halftijds als ambulante leerkracht. Op mijn drieënvijftigste ben ik met pensioen gegaan, dat kon nog in die jaren, zegt Paul. Achteraf bekeken heb ik daar spijt van, dat was te vroeg, maar ja, besluit hij, gedane zaken nemen geen keer. Paul is in 1966 getrouwd met Lieve Van Kerckhove. Ze hebben drie kinderen: Machteld (1969), Kristel (1971) en Herbert (1974).

Het onderwijzend personeel van de gemeentelijke jongenschool in 1965. Vooraan zie je Paul De Vleeschouwer, Roland D'hondt en Etienne De Vreese. Achteraan Edmond De Paepe, Lodewijk De Schrijver, Hoofdinspecteur Boodts, inspecteur Robert Arens, directeur Oscar De Decker, Adolf Willockx, Albert De Varé en Gustaaf De Mets. Bernard Matthijs ontbreekt op de foto, hij was de fotograaf.

  Het onderwijzend personeel van de gemeentelijke jo,gensschool in 1965
Boeken  

Boekerij

En hoe ben je dan getrouwd geraakt met de bibliotheek, vraag ik hem. O, dat is heel simpel, antwoordt Paul, in mei 1960 kwam onderpastoor Jozef Ghijselen bij ons thuis vragen of ik niet wat kon komen helpen in de bibliotheek. Ja maar, opperde ik, ik ben opgeroepen voor mijn legerdienst. Dat was voor Ghijselen geen bezwaar. Je kunt al een beetje inlopen en na den troep kan je dan voorgoed starten.

En zo is het ook gebeurd, vervolgt Paul, na het leger heb ik de bibliotheekmicrobe opgelopen en ben ze nooit meer kwijtgeraakt. In september 1961 heb ik me ingeschreven voor de cursus bibliothecaris en in april ’62 haalde ik de akte van bekwaamheid.

Reorganisatie    
Toen ik in de bibliotheek kwam, was Robert De Bruyne bibliothecaris. De boekerij was in 1961 nog in de ruimte waar nu de rouwkapel is. Heel groot was het er niet en we werkten toen nog op een heel andere manier. De lezers konden een catalogus kopen en thuis kiezen welke boeken ze wilden lezen. In de bib was er een soort loket en daar moesten ze de boeken vragen. Wij gingen dan kijken of het boek er was en als dit niet het geval was, riep men: Niet thuis! In oktober 1961 zijn we begonnen met de reorganisatie. Het loket verdween en we werkten sinds die tijd met een openkastenstelsel. Dat betekende dat de lezers hun boeken zelf konden kiezen in de rekken.
In 1962 was er dan de grote opkuis. In 1946 was de spelling gewijzigd en werden boomen bomen en menschen mensen. Al die boeken in de oude spelling hebben we toen uit de boekerij verwijderd, vertelt Paul. Van de 8000 titels die we hadden, bleven er nog 3500 over. Dat is de enigste keer dat Robert De Bruyne kwaad was op mij. Hij kon er niet bij dat we al zijn ‘schoone’ boeken wegdeden. Ga je heel de bibliotheek wegdoen, vroeg hij, dan kunnen we de bibliotheek beter sluiten, bromde hij. Uit protest is hij twee weken weggebleven.
  Na het opruimen van die ‘rommel’ hebben we alle boeken ontdaan van hun bruine kaft en hebben we alle boeken geplastificeerd. Zonder die ‘bruine’ kaften leek de bibliotheek plots minder op mijnheer De Bruyne, lacht Paul. De laatste catalogus was gepubliceerd in 1958 en door al die reorganisaties wisten we echt niet meer welke boeken we hadden. We zijn toen gestart met een inventaris te maken en hebben alle boeken op fiches gezet zodat de lezers daarin konden zoeken naar een boek. Later hebben we ook een auteurs- en titelcatalogus samengesteld. Vooral voor de oudere lezers waren al die reorganisaties niet makkelijk maar ze hebben zich toch aangepast.
In mijn beginperiode brachten de boekhandelaars de boeken tijdens onze uitleningen, maat omdat het te druk werd in de bib, kwamen de boekhandelaars bij mij naar huis en kon ik rustig een keuze maken. De boeken werden daarna bij mij thuis geleverd. Heel vaak was onze woonkamer de bib, afdeling Cederlaan. Met een viertal mensen maakten we de boeken klaar voor de bib: nummeren, fiches aanmaken, kaften met plastiek folie… Gelukkig heb ik een brave vrouw, voegt Paul er lachend aan toe.

Fusie

In mijn beginjaren was het aantal uitleningen nog echt niet zo hoog, gaat Paul verder, en vaak was er meer personeel aanwezig dan dat er werk was. Vaak gebeurde het dat er één iemand de boeken uitleende en dat er vier zaten te kaarten. Aan dat kaarten kwam een einde toen het openkastsysteem werd ingevoerd.

Zele was in een ver verleden zo maar eventjes 5 bibliotheken rijk: de Volksboekerij Willemsfonds (1931-1982) boven café Royal ofte ‘t Arduinen Hol, de boekerij Vooruit (1949-1987) in het Weverijstraatje, de bibliotheek van het Kapelhof (O.L.Vrouwinstituut), de boekerij Sint-Ludgerus en Juventas (1946-1963), de jeugdbibliotheek op de speelplaats van de Bewaarschool op ’t Dorp.

De twee bibliotheken op het dorp waren openbare bibliotheken die door de wet verplicht waren zowel boeken voor de jeugd als voor de volwassenen aan te kopen. Dat betekende concreet dat beide bibliotheken boeken kochten die ze nooit uitleenden. Toen Clara Pannekoek, de bibliothecaresse, in 1963 ziek werd en er geen opvolging was, lag een fusie voor de hand. De jeugdbib werd verder bediend door Maria Van Driessche (zuster van Theo) en Anne Caesens. De grote bloei van onze jeugdafdeling kwam er echt toen Georges Van Damme en zijn vrouw Miet Kesteleyn (vanaf september 1981) het roer in handen namen, geholpen door Lieve Koppen.

 

Het personeel van de parochiale bibliotheek Sint-Ludgerus

De mensen van de bibliotheek Sint-Ludgerus in 1986.
Paul De Vleeschouwer, Miet Kesteleyn, Robert De Bruyne, Deken Jean Van Driessche, Lieve Van Kerckhove en Georges Van Damme. Achteraan zie je Anne Caesens, Martine Christiaens en Etienne De Graeve.

Verwarming
Ook leuk om te vertellen, vervolgt Paul, is de verwarming van onze bibliotheek. In het begin stond daar een oliekacheltje. Twee keer per week bracht Robert De Bruyne een kannetje mee om de kachel aan te maken. En, lacht Paul, tegen het einde van de uitlening begon je enige warmte te voelen. Onderpastoor Ghijselen vond dat geen werk en liet er elektrische stralers plaatsen. Die gaven voldoende warmte maar de rekening van de elektriciteit was niet meer te betalen en dus kwam er een gasradiator. Die bewees warme diensten tot er op een dag een gasreuk was. Na lang zoeken vond men de oorzaak en met een kauwgom werd het probleem opgelost. Dat moet goede kauwgom geweest zijn, zegt Paul al lachend, want die radiator heeft er nog jaren gestaan zonder een enkel gasreukje.

Brandend Boek

I = index (verboden lectuur)
I-II= te mijden
II = af te raden
II-III = (zeer) streng voorbehouden
III = voorbehoud voor volwassenen
IV= volwassenen vanaf 18 jaar
IV-V= aankomende jeugd (vanaf 15 jaar)
V= jeugd vanaf 14 jaar
VIa= 11-13 jaar
VIb= 9-12 jaar
VIc= 7-9 jaar

 

De hel
Boekerij Sint-Ludgerus had ook een missie: stichtelijke lectuur. Het was tenslotte een katholieke bibliotheek. Dat betekende dat men er streng over waakte wie welke boeken uitleende. Om er een duidelijk zicht op te hebben, kreeg ieder boek een quotatie.

Ge kunt u dat nu niet meer voorstellen, zegt Paul, maar sommige boeken werden de boeken van de hel genoemd. Als je die las, vloog je na dit leven zonder pardon naar Lucifer. Ik frons mijn wenkbrauwen als Paul er enkele opnoemt: Pallieter (Felix Timmermans), Charleke Dop (Ernest Claes), De teleurgang van de waterhoek (Stijn Streuvels), alle boeken van Gerard Walschap, Jean-Paul Sartre, Albert Camus, Emile Zola… De boeken van categorie I tot en met II stonden in een gesloten kast en wilde je er een uitlenen dan moest je daarvoor permissie krijgen van Robert De Bruyne en een ‘neen’ was en bleef een ‘neen’, zegt Paul. Ik vraag me af welke quotatie ‘Vijftig tinten grijs’ gekregen zou hebben…

Ik ben ooit op het matje geroepen bij deken Rooms, gaat hij verder. Ik kon in de verste verte niet vermoeden wat ik mispeuterd had. Bleek dat hij een klacht had gekregen van moeder-overste van het Kapelhof. Ik had aan een meisje enkele weken voor haar achttiende verjaardag Bartje van Anne De Vries uitgeleend, een boek dat code IV had: volwassenen vanaf achttien jaar.

Ik kan er van meespreken, zeg ik tegen Paul. Ik was 20 toen ik op aanraden van een vriend ‘Gangreen’ van Jef Geeraerts wou lezen. Toen ik bij Robert De Bruyne kwam, keek hij me doordringend aan en vroeg me: manneke, hoe oud zijde gij? Twintig, antwoordde ik. Ik zou dat boek nog maar gaan terug zetten, was zijn antwoord. Ik werd vuurrood en het heeft jaren geduurd vooraleer ik Gangreen gelezen heb.

Meneer De Bruyne

In heel het verhaal van Paul passeert Robert De Bruyne met de regelmaat van een klok. Paul heeft het altijd over ‘meneer De Bruyne’. De bib was voor de familie De Bruyne een familiezaak. Leopold de Bruyne, vader van Robert, was 62 jaar actief en zijn zoon Robert kon 75 jaar bibliotheek op zijn palmares schrijven.

Robert begon zijn carrière op zijn tiende in 1913. In de toenmalige bibliotheek had je boekenrekken tot aan het plafond en had je een laddertje nodig voor de hoogste boeken. Een jonge knaap kon makkelijker klimmen en dus werd Roberke ingeschakeld. Robert De Bruyne volgde zijn vader op in 1949 als bibliothecaris en was dit tot 1982. Pas in 1988, toen we naar de De Deckerstraat verhuisden, zette hij een punt achter zijn bibliotheekcarrière.

Op dat moment hadden we zoveel uitleningen dat het niet meer te doen was om ze met de hand in het register te schrijven. Ieder boek kreeg toen een boekfiche en iedere lezer had een zakje waarin de fiches kwamen van de ontleende boeken. Dat was geen systeem voor Meneer De Bruyne, vertelt Paul. Nog drie keer is hij in de bib geweest, hij was toen 85.

  Robert De Bruyne met Paul De Vleeschouwer in de oude bib

Meneer de Bruyne’ had zo zijn trekjes, vertelt Paul. Iedere week bracht hij een halve fles wijn mee om na de uitlening samen ‘iets’ te drinken. Drink dat maar uit, zei hij dan, dan kan ik mijn statiegeld recupereren.

Meneer De Bruyne sprak goed Frans maar andere talen waren echt niet aan hem besteed, vertelt Paul. Hij kende maar twee woorden Engels en er was er dan nog één bij in ’t Latijn: iemeedijatielie (immediately) en sitio (ik heb dorst). Alle Engelse woorden sprak hij uit in het Frans en dat was soms lachen geblazen… Een barbeesuu bijvoorbeeld vond hij echt lekker.

  Nu kan je gratis boeken lenen in de bib, gaat Paul verder, maar tot eind 1993 moest je betalen als je een boek ontleende. Dat was peanuts en het tarief was rechtevenredig met de prijs van het boek. In ieder boek stond vooraan de prijs in potlood. Een gewoon boek kostte 1 of 2 frank, de duurdere 3 frank (3, 6 of 9 eurocent). En, zegt Paul, meneer De Bruyne durfde dat wel eens afronden naar een vijftal of een tiental. Op een gegeven moment vroeg hij 5 frank voor twee gewone boeken. O, repliceerde de uitlener, ik wist niet dat er ook boeken waren van 2,50 frank.
Verhuizen        

Over bibliotheken verhuizen kan Paul gerust een woordje meeklappen. Drie keer heeft hij zo’n verhuis meegemaakt. De eerste was in 1977 en dat was de makkelijkste, vertelt Paul. Verhuizen van de huidige rouwkapel naar de twee kleuterklassen (nu parochiecentrum) ging eigenlijk heel vlotjes, herinnert Paul zich. Het was in hetzelfde gebouw en plots hadden we voor de normen van die tijd een zee van ruimte. In februari 1988 zijn we dan verhuisd naar de vroegere Kapellemis in de De Deckerstraat. Deken Willems vond het de moeite niet om een verhuiswagen te bestellen, ’t was maar gewoon de straat oversteken, zei hij. Paul zweet er nog van als hij het vertelt. Met een steekkarretje met een slappe band hebben Georges Van Damme en ik samen met

 

Verhuis van de jeugdbib door schoolkinderen

De jeugdbib werd verhuisd oor schoolinderen op 3 december '96.

  wat vrijwilligers heel de bibliotheek verhuisd tijdens die krokusvakantie. Dat was werkelijk beulenwerk, zegt Paul. Ik kan niet meer zeggen hoeveel bananendozen we verhuisd hebben, maar het was een massa. Een week vakantie noemden ze dat! Meneer De Bruyne is nog een paar keer in de De Deckerstraat geweest. Eind 1996 kwam dan de laatste verhuis: van de De Deckerstraat naar de nieuwe bib op de Lokerenbaan.
Dat ging gelukkig iets vlotter. De volwassenen-afdeling werd verhuisd door een verhuisfirma en schoolkinderen verhuisden met hun leerkrachten de boeken van de jeugdafdeling. Op de Lokerenbaan deed ook de computer zijn intrede en werd het fichesysteem dat we sinds 1962 gebruikten ten grave gedragen.

Stijgende grafiek

 

Crescendo

Met enige fierheid toont Paul me een overzichtstabel van het aantal uitleningen. Toen ik begon was de bibliotheek enkel open op donderdagavond en zondagvoormiddag, zegt Paul. In 1962 hadden we 8000 uitleningen per jaar. Een jaar later toen we overgestapt zijn naar het openkastsysteem hadden we er bijna 18 000. En daarna is het ieder jaar gestegen. In 1970 hadden we er 33 000, in 1980 39 000, in 1990 leenden we 68 000 boeken uit en in 1996 hebben we de kaap van de 100 000 overschreden. In 2010 zaten we al aan 145 000.

In die 50 jaar heeft Paul de bibliotheek serieus zien evolueren en zien groeien. Rijk is ie er niet van geworden. Die vergoeding die we kregen, was echt een lachertje, bekent Paul. Ik ben gestart als vrije helper en toen ik mijn akte behaalde werd ik hulpbibliothecaris (nu heet dit bibliotheekassistent).
Meneer De Bruyne kreeg 3000 frank (75 euro) en ik 2000 frank (50 euro) per jaar. Ik heb meer benzine verreden dan ik verdiende, lacht Paul. Toen onze bib in 1994 werd overgenomen door de gemeente kreeg ik 7000 frank (175 euro) per maand en dat was dan nog niet om over naar huis te schrijven. Je kan je niet voorstellen hoeveel werk er geleverd is achter de schermen: boeken aankopen, kaften, nummeren, fiches aanmaken… Gelukkig konden we altijd rekenen op een aantal goede zielen die een handje kwamen toesteken.

Gemeentebib

Op 1 januari 1994 is de Openbare Bibliotheek Sint-Ludgerus over-genomen door de gemeente. Het schepencollege stelde me toen de vraag of ik geen bibliothecaris wou worden. Ik was in 1992 met pensioen gegaan en terug voltijds gaan werken, dat zag ik echt niet zitten, bekent Paul. Marcel Schepens is toen aangesteld maar omdat deze geen benoeming kreeg, bedankte die half december voor de job en kwam de gemeente bij me aankloppen of ik in afwachting van een nieuwe, waarnemend bibliothecaris wou zijn. Ik ben toen even ingesprongen, gaat Paul verder, en dan is Erik Pletinck gekomen.

Een jaar later was het weer hetzelfde liedje: Erik kreeg geen benoeming en vertrok en weer kwamen ze aan mijn deur kloppen met de vraag of ik het nog even wou overnemen. Door een administratieve fout kon er geen bibliothecaris aangesteld worden in de gemeenteraad van januari en dus heb ik het twee maanden overgenomen. Dan is Maria Van den Eede gekomen tot er eind 1997 een vergelijkend examen werd uitgeschreven en Hilde Van Kerckhove er als eerste uit kwam. Paul is tot 2010 actief gebleven in de bib en daarna kwam hij er nog iedere week. Sinds hij vorig jaar een operatie onderging, is hij met pensioen in de bib. Hij heeft zijn sporen meer dan verdiend.

 

Het personeel van de gemeentelijke bib in 1995

Het bibpersoneel in 1995. Koen De Meyer, Anja Kesteleyn, Lieve Koppen,
Ann De Varez, Georges Van Damme, Paul De Vleeschouwer, Miet Kesteleyn, Martine Goossens, Anne Caesens en Erik Pletinck (bibliothecaris)

Toespraak van Paul De Vleeschouwer tijdens de opening van de gemeentelijke bib op zaterdag 14 december 1996.

Toespraak van Paul De Vleeschouwer tijdens de opening
van de gemeentelijke bib op zaterdag 14 december 1996.

 

Computer

In de nieuwe bib op de Lokerenbaan deed ook de computer zijn inrede.
Paul krijgt hier les om te leren hoe het moet.

Paul bij koningin Fabiola

 

Hobby’s
Was er nog een leven naast de bib, vraag ik hem. Ja, natuurlijk, antwoordt Paul. Toen ik mijn plechtige communie deed, kreeg ik van mijn moeder haar verzameling postzegels en 62 jaar later verzamel ik nog altijd postzegels. Ik denk dat ik er zo’n slordige 70 000 moet hebben. Ik verzamel alles maar heb toch ook twee thema’s waar ik op focus nl. prinses Diana en het Vaticaan. Ik ben lid van de Zeelse postzegelclub en heb er al tentoongesteld met mijn zegels over Maria.

Verder is zingen ook één van mijn passies. 25 Jaar lang was ik bij De Minnezangers, 15 jaar zong ik samen met mijn vrouw Lieve bij Consonanti en sinds 1992 ben ik lid van het koor Sequentia dat de begrafenissen in de Kouterkerk muzikaal verzorgd. Toen ik met pensioen was trok ik ook naar Kunstkring Were Di en leerde daar boetseren. Pyrograveren is ook één van mijn hobby's.. Stilzitten is blijkbaar een woord dat niet in Pauls woordenboek staat.

De Minnezangertjes verzorgden in 1976 het kerstconcert op het koninklijk paleis. Op de foto zie je Paul keuvelend met koningin Fabiola. Verder zie je Danny De Clerck, Paul De Wilde, Paul Van Kerckhove en Patrik Van Lokeren.

Conscience    

En hoe kijk je terug op je leven, vraag ik tot slot. O, antwoordt Paul, ik weet nog altijd niet wat onderpastoor Ghijselen bewogen heeft om mij te vragen als hulp in de bibliotheek. Ik was er zelfs nog nooit geweest en een boekenwurm was ik helemaal niet. Ik las enkel boeken als het verplicht was voor school.
Maar toch, in 1961 werd ik besmet met de bibliotheekmicrobe en ik zou alles opzij gezet hebben om toch naar de bib te kunnen gaan. Financieel heeft het me nooit iets opgeleverd, integendeel de uren die ik in de bib geklopt heb, zijn niet te tellen.

  En dat hoeft ook niet, zegt Paul, ik heb het altijd graag gedaan want anders doe je dat niet. Het contact met de mensen was voor mij heel belangrijk. Veel lezers vroegen me of ik geen boek wist voor hen en doorheen de jaren leer je je pappenheimers kennen. Soms zei ik tegen mensen: dat is geen boek voor jou en de volgende week kwamen ze terug en zeiden: je had gelijk, Paul, ik heb het niet uitgelezen. Maar daarnaast was ook het feit dat je altijd met een hele ploeg je schouders onder de bib stak en dat heb ik altijd heel plezant gevonden. Bibliotheken is nu eenmaal een ploegsport.

Ik neem afscheid van Paul. Een man met een passie voor boeken. Een man (die samen met anderen) een beetje Hendrik Conscience was, hij leerde zijn volk lezen!

Proficiat, Paul en bedankt voor je verhaal.

Mark De Block
16.11.2013


© Mark De Block

Thuiskomen